Koekoeksjong
Natuur in Nederland gaat gebukt onder haar populariteit. Een groeiend aantal landgenoten zoekt haar op om te wandelen en te fietsen. Dat kan leiden tot aanzienlijke schade, onder andere in het voorjaar, wanneer de lentegolf van recreanten en het broedseizoen samenvallen. Natuurbeschermers kijken daarom met gemengde gevoelens naar die toestroom van natuurgenieters. Dat is geen nieuw verschijnsel. “Recreatie is het koekoeksjong in het nest van de natuurbescherming”, was al medio vorige eeuw een bekende uitspraak, met instemming aangehaald door Victor Westhoff, prominent botanicus en natuurbeschermer. Recreatie werd door natuurbeschermers gezien als de nieuwkomer die de oorspronkelijke nestelingen te gronde richtte. Historisch gezien gaat de uitspraak mank. Natuurrecreatie bloeide al volop vóór natuurbescherming gestalte kreeg. Veel natuurbeschermers leerden hun geliefde soorten en landschappen kennen als toeristen en recreanten – zeker als we natuurrecreatie breed opvatten en ook amateur-natuurstudie en het genieten van natuur in schilderijen, foto’s, films en verhalen daaronder rangschikken.
Een internationaal bekend voorbeeld is Yosemite, onderdeel van de Amerikaanse Sierra Nevada en één van de eerste Nationale Parken in de V.S. Vóór het een beschermde status kreeg was het al een bekende bestemming voor recreatie en natuurstudie. Eén van de bezoekers was de schilder Albert Bierstadt, die de vallei met de omringende bergen en de reuzensequoias al vanaf 1859 in vele schilderijen vastlegde, schilderijen die bij zijn klanten aan de Oostkust zeer populair bleken. In 1864 werd het gebied officieel onder bescherming gesteld van de staat California, “onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het terrein wordt aangewend voor publiek gebruik, verblijf en recreatie”.
Aangetrokken door de faam van Yosemite komt enkele jaren later ook de natuurbeschermingspionier John Muir naar het gebied. Samen met anderen gaat hij zich inzetten voor bescherming en uitbreiding. In 1892 leidt dat tot de oprichting van de Sierra Club, nog altijd één van de grootste milieuorganisaties in de VS. Een sprekend voorbeeld uit eigen land is het Geuldal. Zoals beschreven door Hans Renes en Michiel Purmer bloeide de natuurrecreatie daar al op in de tweede helft van de 19e eeuw, toen het gebied door spoorwegverbindingen werd ontsloten en Valkenburg een populaire vakantiebestemming werd. Ook wandelingen in het Geuldal waren geliefd bij toeristen. Eén van hen was Eli Heimans die zijn belevingen beschreef in het populaire boek ‘Uit ons Krijtland’, uitgegeven in 1911. Ongeveer rond diezelfde tijd beginnen de eerste expliciete natuurbeschermingsactiviteiten. Pas in de jaren 1940 worden de eerste terreinen verworven door Natuurmonumenten en het Limburgs Landschap. Historisch gezien is natuurbescherming dus eerder een jong in het nest van de natuurrecreatie dan andersom. Overigens geen koekoeksjong. Recreatieve natuurbeleving en natuurbescherming hebben elkaar hard nodig: natuurbeleving als sociale drager van het nest, natuurbescherming als zijn verdediger, zodat ook toekomstige generaties natuur kunnen ervaren en liefhebben.
KRIS VAN KOPPEN