Tijdschrift voor landschapsonderzoek

2024-2 Boek

Jan Douwe van der Ploeg (2023). Gesloten vanwege stikstof. Noordboek, 184 pagina’s, €19,-.
ISBN 978 94 6471 1370.

Het echte stikstofprobleem

Waarom lukt het niet om het stikstofprobleem op te lossen? Veertig jaar lang zijn al vele maatregelen genomen door diverse ministers en nog zitten we in de shit. Van der Ploeg geeft een gedegen en goed leesbare analyse, soms op boze toon, waardoor je begrijpt waarom het stikstofprobleem niet wordt opgelost.

Centrale factoren in het echte stikstofprobleem zijn het socio-technische regime en de theorie van de optimale landbouw. Het eerste omvat boeren, agribusiness, overheden, kennis, alle regelingen en opvattingen. Dat regime heeft geleid tot modernisering van de landbouw, waarbij boerenlandbouw overging in ondernemerslandbouw die sterk afhankelijk is van externe technologieën, financiering en hulpbronnen, zoals stikstof. En een landbouw die steeds verder afstaat van natuur en samen­leving.

Van der Ploeg is zeer negatief over het beleid van het Ministerie van Landbouw, dat ‘een landbouwpolitiek gedrocht’ heeft gecreëerd, dat boeren hun eigen verantwoordelijkheid ontnam en wel moest leiden tot radicaal verzet. Verzet dat het stikstofprobleem bagatelliseert. In de nadere analyse benadrukt hij juist de invloedrijke rol van agribusiness en banken in dit verzet.
De betekenis van de gangbare publieke sympathie voor ‘de boer’ – die BBB groot heeft gemaakt – komt maar zijdelings aan de orde. Hoe kan die sympathie zo lang overleven, terwijl het moderne boerenbedrijf er echt anders uitziet? Ook behandelt Van der Ploeg nauwelijks de rol van de EU.

Het regime stuurt de modernisering van de landbouw, volgens de theorie van de optimale landbouw. Een landbouw die steeds meer produceert met relatief steeds minder middelen, maar absoluut wel steeds meer stikstof. Die theorie is aan Wageningen Universiteit ontwikkeld, heeft de status van wet gekregen en is het dominante vertoog in de landbouw. Van der Ploeg bekritiseert deze ‘absolutistische’ theorie. Zo zijn er behalve de koplopers van de optimale landbouw boeren met andere bedrijfsstijlen, zoals de zuinige boeren, die steeds minder middelen, waaronder stikstof, inzetten. Volgens de theorie van de optimale landbouw is niet de landbouw het probleem, de problemen doen zich voor op de raakvlakken tussen landbouw enerzijds en natuur en samenleving anderzijds en daar moeten oplossingen gezocht worden. Niet de stikstofemissie is in deze visie het probleem, maar de depositie, en dus de kritische depositiewaarde (KDW).

Zoals de zuinige boeren laten zien, kan het anders. Van der Ploeg beschrijft de milieucoöperatie Noardlike Fryske Wâlden, waarin boeren stikstofemissies fors konden beperken door een emissiearme bedrijfsvoering, met behoud van inkomen. Als hun aanpak zou worden gevolgd, zou een groot deel van het stikstofprobleem kunnen worden opgelost. Maar dan moet het socio-technische systeem wel willen meewerken. Het coalitieakkoord van de komende regering, met een grote rol van de BBB, biedt weinig hoop.

Een oplossing is mogelijk, stelt Van der Ploeg, al zal die niet bevredigend zijn. Hij waarschuwt voor de ontwikkeling van een autoritaire staat die met de agro-industrie het stikstofprobleem (niet) aanpakt. Hij bepleit een democratische staat die het stikstofprobleem (wel) aanpakt door beprijzen, normeren, het bieden van openingen aan boeren, het stellen van een limiet voor de totale stikstofinput, een stikstoffonds en betere kennis.

JOS DEKKER