Tijdschrift voor landschapsonderzoek

2024-3 Forum

Verpretparking

Yosemite Tunnel Tree. Foto: Robert J. Boser, Wikimedia Commons

Een jaar geleden schreef ik samen met Ellen Mangnus een opiniestuk in het NRC, met een pleidooi voor natuurbeleving als drijfveer voor bescherming. Het stuk vond weerklank maar er waren ook bedenkingen. Misschien wel de belangrijkste daarvan – Patrick Jansen zei het in zijn column in Trouw – is de angst voor verpretparking. Die angst is gegrond. Er is niets tegen pret en parken, maar er zijn vele vormen van verpretparking die schade toebrengen aan natuur en landschap.

Misschien wel hét historische voorbeeld is de Wawona Tree in het Yosemite National Park. In 1881 werd in deze reuzen sequoia een tunnel gehakt, als attractie voor toeristen die daar met hun auto doorheen konden rijden. De boom, die al 2000 jaar weer en wind had doorstaan, overleefde die ingreep nog 88 jaar maar viel toen om. De verzwakte stam kon de sneeuwlast in de kroon niet dragen. Ook in Nederland anno nu zijn er tal van voorbeelden van uit de hand gelopen natuurrecreatie: verstoring van broedgebieden, schade door honden en mountainbikers, onverantwoord benaderen en voeren van wild, enzovoort.

Maar dat alles is geen argument tegen natuurbeleving. Op de eerste plaats omdat de grootste bedreigingen voor natuur uit andere hoeken komen. De rationalisering en schaalvergroting van de landbouw is er één, de groeiende claims op ruimte in Nederland een andere. Zonder draagvlak voor natuur, gevoed door natuurbeleving, wordt het lastig om die bedreigingen het hoofd te bieden. Zoveel is in het huidige politieke klimaat wel duidelijk. Op de tweede plaats, omdat er allerlei maatregelen bestaan om natuurbeleving in goede banen te leiden: tijdelijke of gedeeltelijke afsluiting van gebieden, zonering, aanleg van robuust recreatief groen in en om de stad en – van cruciaal belang – educatie van bezoekers over de schoonheid en kwetsbaarheid van natuur.

De ervaring leert dat de meeste recreanten begrip hebben voor beperkende maatregelen als ze weten wat het doel is. En omdat niet iedereen dat begrip kan op brengen, is consequente handhaving een noodzakelijk sluitstuk van de maatregelen. Het is mogelijk om verpretparking aan banden te leggen zonder te tornen aan natuurbeleving. Of en hoe hoe dat gebeurt, hangt uiteindelijk af van wie er aan tafel zitten bij beslissingen over aanwijzing, inrichting en beheer van natuurgebieden. Dat geldt ook voor de Nationale Parken die in dit nummer centraal staan.

Ik pleit hierbij voor een ruime plaats aan die tafel voor degenen die intensief betrokken zijn bij de natuur waarom het gaat. Dat wil zeggen, ecologen die het gebied kennen, KNNV-ers, jeugdnatuurverenigingen, natuurvrijwilligers, educatiemedewerkers en andere geïnteresseerde bewoners, inclusief hondenbezitters en hobbyvissers. Met andere woorden, al degenen voor wie de beleving van natuur in dat gebied een belangrijk deel van hun leven is.

KRIS VAN KOPPEN